Professionele Ontwikkeling (Onderwijs voor Professionals)

Deze pagina geldt voor studenten die vóór het studiejaar van 2019-2020 zijn ingestroomd (of later zijn ingestroomd en door deelname aan een versnellingstraject in het oude curriculum studeren). Voor het beleid professionele ontwikkeling met ingang van cohort 2019-2020 verwijzen we naar de pagina Professionele Ontwikkeling en Criteria 2020.

Samenvatting
Het doel en de positie in het curriculum van de professionele ontwikkeling voor deeltijdstudenten wordt toegelicht.

Leerlijn PO

De leerlijn Professionele Ontwikkeling (PO) binnen het Onderwijs voor Professionals bestaat uit verschillende onderdelen. Er zijn collectieve onderdelen, die alle studenten moeten doen en individuele onderdelen.

Collectieve onderdelen

De collectieve onderdelen vormen een basis, die bestaat uit:

  • studieloopbaanbegeleiding;
  • afstuderen (eindfase);
  • onderzoek (na het startsemester).

Individuele onderdelen

De individuele onderdelen zijn onderwerpen waar een student aandacht aan moet geven of uitdagingen waarmee de student zelf graag aan de slag wil. Wat de student op zeker moment in zijn studie doet, hang af van zijn professionele ontwikkeling die hij steeds bespreekt met zijn studieloopbaanbegeleider. Voor de meeste studenten zullen de onderdelen die aandacht behoeven gedurende zijn studieloopbaan plaats gaan maken voor uitdagingen. Voor studenten die dit aankunnen mag de studielast daarbij -binnen de grenzen van het redelijke- overschreden worden (excellentie).

Rol van de studieloopbaanbegeleider

De rol van de studieloopbaanbegeleider (SLB'er) bij professionele ontwikkeling is meervoudig. De SLB'er is het eerste aanspreekpunt voor studenten bij vragen en studieproblemen. Daarnaast begeleidt de SLB'er de student in elke fase naar het assessment waarin professionele ontwikkeling beoordeeld wordt. De mate van begeleiding neemt af naarmate de studie vordert. De begeleiding is in kern- en eindfase minder intensief dan in de propedeusefase en wordt ten dele overgenomen door stage- en afstudeerbegeleider. Bovendien neemt de betrokkenheid van externen tijdens de stage- en afstudeerperiode toe. In de propedeuse ligt het initiatief tot contact meer bij de SLB'er, later schuift dit meer naar de student. Er worden dus gedurende de opleiding steeds hogere eisen gesteld aan zelfstandigheid, ondernemendheid en assertiviteit van de student. Het is een subtiele afweging tussen sturen of loslaten die de SLB'er hierbij moet maken omdat sommige studenten juist deze professionele eigenschappen moeten ontwikkelen. De student is van begin af aan verantwoordelijk voor zijn ontwikkeling.

De SLBer helpt de student:

  • Om inzicht te verkrijgen in zijn sterke en verbeterpunten in relatie tot het professionele gedrag waarvan de kenmerken staan beschreven in het beoordelingskader professionele ontwikkeling;
  • Door sturing te geven aan het leerproces van de student met behulp van het verworven inzicht over zijn sterke en verbeterpunten.

Tweegesprek

Een regelmatig tweegesprek tussen studieloopbaanbegeleider en student aan de hand van het beoordelingskader professionele ontwikkeling zal duidelijk maken waar misschien nog verbetering mogelijk is maar ook waar al een bevredigend niveau is bereikt.

Workshops

Ook kan blijken waar nog de noodzaak tot verdere ontwikkeling bestaat omdat het bereikte niveau nog onvoldoende is. Hiervoor worden workshops aangeboden in de categorie “aandacht”. Sommige studenten voldoen al aan de (minimum) eisen voor professionele ontwikkeling en zoeken mogelijk extra uitdaging in thematische verdieping. Hiermee kunnen ze hun studie interessanter maken, meer doen en leren. Hiervoor worden workshops aangeboden in de categorie “uitdaging”. Valkuil zou hierbij kunnen zijn dat de student deze (extra-curriculaire) onderwijsactiviteiten zo leuk vindt, dat de studievoortgang eronder gaat leiden. Tegelijkertijd willen we dat studenten die ergens aan beginnen dit ook serieus nemen en afmaken. Sturing geven aan het leerproces houdt in dat de studieloopbaanbegeleider met de student probeert in te schatten “wat moet, wat mag, wat kan en wat beter (nog) niet kan”.